De verse sneeuw knispert onder mijn ski’s en ik ben blij dat ik na al die jaren nog steeds goed kan skiën. “Ach.. je verleert het nooit, het is eigenlijk net als fietsen”, zegt mijn man weleens. Het is nog vroeg en ik ben (op een paar mensen na) helemaal alleen op “mijn” berg. De lucht is blauw en verder is alles wit en iets doet mij halverwege de afdaling besluiten even te stoppen. En dan zie ik het: een adembenemend uitzicht op het dal in een haast onwerkelijke stilte. Een paar minuten sta ik daar en zomaar opeens zeg ik: “Mooi hè, Pa?” Mijn vader heeft tot zijn tachtigste geskied en met weemoed nam hij afscheid. “Prachtig meid” zou hij hebben gezegd en het is net alsof hij heel even bij me is. Snel slik ik een paar tranen weg en ski naar beneden.
Daar aangekomen neem ik weer dezelfde stoeltjeslift omhoog. Vroeger ging ik mee met tochten, maar met de jaren is er toch iets veranderd. Echt benoemen kan ik het niet, maar ik denk dat het een soort angst is. Ik moet namelijk altijd zien en weten waar ik ben. Helaas vinden meer mensen “mijn” berg fijn en daarom is het er ’s middags altijd vreselijk druk. “Ga nou toch eens met ons mee”, smeken mijn dochters en ook mijn man snapt er niks van. Toen we elkaar net kenden, ging hij voor het eerst met MIJ mee op wintersport. Met veel lef en bravoure nam ik met het grootste gemak een rode en zelfs zwarte pistes en hij keek zijn ogen uit. Al gauw had ook hij de smaak te pakken en skiede me in no-time voorbij. “Wat kan er nou gebeuren, mam?”, zei mijn jongste dochter laatst. “Je komt altijd wel weer beneden”. En natuurlijk is dat wel zo, maar toch doe ik het niet. Je zal zien dat ik ze kwijtraak en daar sta ik dan. Nee hoor, ik ga lekker op mijn eigen berg en daarmee basta! Toch moet ik eerlijk bekennen dat ik het wel een beetje saai vind worden op den duur.
Als ik voor de vijfde keer beneden kom en er een nog langere rij bij de stoeltjeslift staat, zie ik opeens die ene lege ligstoel. Hij staat daar helemaal alleen bovenaan de heuvel in de zon op mij te wachten. Alle andere stoelen staan keurig naast elkaar onderaan die zelfde heuvel en zijn uiteraard bezet. “Kom maar El…” zegt hij. “Kom maar lekker even zitten”. Schuchter kijk ik om me heen. Nee… man en kinderen zijn nergens te bekennen en met een plof laat ik me in de ligstoel zakken. Mijn man zou vast en zeker zeggen dat het zonde is van mijn dure skipas, maar dat interesseert me op dit moment niets. Ik maak de sluitingen van mijn skischoenen los. “Wat zijn het toch een ondingen” denk ik, terwijl ik over mijn pijnlijke enkels wrijf. Als ik ’s ochtends achter de familie aan strompel naar de piste met ook nog van die zware ski’s op mijn schouders, klaag ik altijd steen en been. Op dat moment heb ik ook altijd een beetje medelijden met mezelf. Wat doet een mens zichzelf toch aan? Soms glijd ik zelfs bijna uit en je moet er toch niet aan denken dat je onderuit gaat tussen al die dure geparkeerde auto’s?
Heerlijk leun ik achterover in mijn stoel en langzaam waan ik mij ver weg van de mensenmassa. Vaag hoor ik de geluiden om mij heen. “Ja El…” zucht ik, “dit is pas vakantie”. Ik voel me helemaal ontspannen en zelfs mijn benen lijken gewichtsloos. Dan opeens voel ik dat de stoel begint te glijden en verschrikt kijk ik om mij heen. Maar helaas…er is geen houden meer aan en met een vaart waar een bobsleeër jaloers op zou zijn, glijd ik met stoel en al naar beneden. Gelukkig beland ik keurig naast de andere stoelen en sommige mensen moeten lachen. En ik? Ach… ik zie er ook de lol wel van in en lach terug. “Leuk filmpje voor op YouTube” grinnik ik in mezelf en ik weet zeker dat mijn dochter nu zou zeggen: “Zie je wel mam… je komt altijd weer beneden”. En gelijk heeft ze.