Tussen tafellaken en servet: het bekende liedje van Paul van Vliet over meisjes van dertien. Nu gaat het in dit geval niet over meisjes van dertien, maar over jongens van zeventien. Enkele weken geleden werd mijn derde zoon zeventien. Een mooi cadeautje had hij een paar dagen eerder al gehad, de rest krijgt hij nog, want dat moet hij allemaal zelf passen. Een nieuwe helm en een paar handschoenen staan op het door hem samengestelde lijstje, dat ongetwijfeld voor we de winkel hebben bereikt nog een keer of twintig zal wijzigen.
Zaterdag komen er wat familieleden en een paar vrienden. Allemaal leuke dingen in het vooruitzicht zou je denken. Nou mijnheer dacht daar heel anders over. Hij was werkelijk niet te genieten. De chagrijnigheid ten top.
‘Vind je het gek dat hij zich zo voelt?’ Met deze opmerking doet zijn 21-jarige broer een duit in het toch al overvolle zakje. ‘Het is ook net niks wanneer je zeventien wordt. Kijk 16 en 18 of 21, dat zijn pas leeftijden. Dan ga je meetellen. Maar zeventien? Sorry hoor, maar daar zou ik ook behoorlijk chagrijnig van worden.’ Fijn, had ik me nog uitgesloofd met lekker eten. Een vriendinnetje gevraagd om mee te eten. Het enige wat meneer kon doen is met een kop als een oorwurm aan tafel zitten. ‘Ik doe het volgens mij ook nooit goed’, verzuchtte ik tegen mijn buurmeisje. ‘Ach welnee joh. Trek het je niet aan. Dat is gewoon de leeftijd.’ Zij wel, stuk eigenwijs. Zelf ook net zeventien. O, nee sorry bijna achttien. Precies er tussen in, op de dag af. Maar dan ben je natuurlijk wel bijna achttien en niet net zeventien.
‘Daar had ik dit weekend ook last van.’ Mijn moeder maakte zich al zorgen en begon aan mijn kop te zeuren: ‘wat heb je dan? Gaat het niet goed op school? Als je ergens mee zit kun je het rustig tegen me zeggen hoor.’ Daar zat ze niet op te wachten. Ze had gewoon een off-weekend. Een gevoel van “houd je waffel mens”. Zit niet te zeuren en laat me met rust. Dat is het enige wat ik wil. Rust en dat jij je kop houdt. Daarom ga ik nu naar mijn kamer en daar blijf ik. Je hoeft niet te vragen of ik thee kom drinken, want ik wil jou en verder helemaal niemand meer horen en zeker niet zien.
Bij een meisje kun je dan nog denken, die moet ongesteld worden. Die vlieger gaat bij een jongen niet op. In zoverre, misschien worden ze wel gewoon ongesteld. Alleen verliezen ze geen bloed maar wel hun humeur 🙂
Zo’n geval had ik nu in de kamer zitten. Of eigenlijk inmiddels op zijn eigen kamer. Mokkend om en op alles. Zijn leeftijd, zijn kleding, zijn uiterlijk, zijn school. Maar vooral op zijn moeder. Die zeurmuts. Heel even vroeg ik me af: had ik dat ook op die leeftijd? Ja, dat had ik ook op die leeftijd. Dus houd ik mijn kop en laat me voorlopig even niet zien, laat hem gewoon lekker puberen. Daar is helemaal niks mis mee. Zolang hij maar op zijn kamer blijft.