‘Wat is dit’? vraagt een van mijn nazaten terwijl hij iets omhoog houdt wat tot gisteren nog als een lamswollen trui door het leven ging. Zijn gezicht vertoont inmiddels de kleuren, rood, wit, blauw, geel en groen en dat zo’n beetje in afwisselende volgorde. ‘Het lijkt wel op jouw trui’, antwoord ik, de trui die het formaat rompertje heeft aangenomen, bestuderend.
‘Waar is dat gebeurd’? vraagt hij lichtelijk woedend. ‘Misschien in de wasmachine of in de droger? Dat zijn van die apparaten waar je kleding instopt als je het schoon wilt hebben.’
‘Ja inderdaad schoon, niet tien maten kleiner! Waarom gooi je die dingen steeds weer in de droger, weet je nou nog niet dat dit niet gaat. Van jouw spullen krimpt er nooit iets en bij mij gaat het altijd fout.’ Het begint er verdacht veel op te lijken dat hij mij van opzet beschuldigt.
‘Lieve schat, misschien is het een idee’, volgens mij is dit zo ongeveer de vijfhonderdste keer dat ik dit zeg, ‘dat je de truien, die niet in de droger kunnen of mogen, apart houdt.’
Lees ook: puberdagboeken
Deze niet op die enorme stapel van vijf kubieke meter in de badkamer neersmijt. Dan wordt het geheel voor mij ongetwijfeld een tikje overzichtelijker.
Als ik ieder stuk wasgoed die zij op die hoop gooien ook nog eens apart door mijn handen moet laten gaan kan ik beter in een wasserette gaan werken. Bovendien krijg ik dan nog eens voor mijn diensten betaald. Laten we wel wezen, je hebt hier wel met een geval van vrijwilligerswerk te maken. Omdat dit werk nou niet echt heel uitbundig wordt gewaardeerd laat staan beloond, wil er op dit vlak nog wel eens het een en ander fout gaan.
Daarbij komt dat wassen en strijken nooit tot mijn sterkste kanten hebben gehoord. Wit of bont, licht of donker het maakt mij allemaal niets uit. Wat het meest stinkt gaat het eerst die machine in. De rest is van later zorg. Niet echt vreemd dat er in dat geval wel eens wat mis kan gaan.
Ook om het soort wasmiddel geef ik totaal niets. Als het maar lekker ruikt en in de aanbieding is. Mij krijgen ze niet gek met al die reclames van wit, witter, witst of zwart, zwarter, zwartst. Wat wit is moet wit blijven en wat zwart is moet zwart blijven. Bij ons is het zo, wat zwart is blijft doorgaans wel redelijk zwart en wat wit is wordt eigenlijk ook altijd wel een soort van zwart. Of dit voor of na de wasbeurt is, laat ik bij deze maar al te graag in het midden.
Het lijkt me een goed idee dat ze voortaan de was zelf in de machine gooien. Voorzover ik weet mankeert er niets aan hun handen. Wel aan hun oren, maar dat is nou eenmaal een familiekwaal, beweren ze altijd, dat zit in hun genen. Mooi, dan heb ik slecht nieuws voor ze. Dat verwassen zit in mijn genen, vraag dat maar aan mijn moeder.