Reisblog: Het paardenpad naar beneden

Ik ben er klaar voor! Ik ga naar beneden, naar Jop. Zodra ik heb ontbeten, pak ik mijn spullen en reken af en verbaas me weer eens over de prijzen hier. Ik geloof dat ik omgerekend nog geen 8 euro betaal voor twee nachten slapen, twee keer eten en ontbijt en vele kopjes thee, warmte, gezelligheid en aandacht. En een prachtige omgeving. De Higherlander Inn is echt een aanrader. Ik vind het er fantastisch.

Uncle, zoals deze oude mysterieuze man die hier altijd is wordt genoemd, staat klaar om naar beneden te gaan. Zijn rieten mand hangt al op zijn rug en hij heeft zijn roze gebreide pet al op. Hij gaat vandaag boodschappen doen, hij moet naar de groentenboer.  ‘He uncle’, zeg ik, ‘we gaan toch samen?’ Zo hadden we dat namelijk afgesproken. ‘Natuurlijk’, zegt hij maar ik zie dat hij het eigenlijk een beetje vergeten was. Francois herinnert me er fijntjes aan, dat het best zo zou kunnen zijn dat de kabellift nog niet gerepareerd is. ‘Oh nee he’, schrik ik. ‘Is dat ding nog steeds stuk. Dan kan ik weer niet weg!’ ‘Jawel, dan ga je gewoon het pad af. Het paardenpad. Je weet wel, toch? Dat is best te doen hoor. Misschien kun je wel op een paard naar beneden’, zegt hij. ‘Wat? Met mijn koffer en mijn grote tas?’ Onderwijl wordt er gebeld naar de ticketbalie van de lift. ‘Nee, hij is nog steeds stuk!’ wordt er geroepen. ‘Okay’, zeg ik dapper. ‘Dan ga ik met uncle mee het pad af.’ Uncle pakt mijn koffer en zet hem op zijn mand. ‘He’s a super-uncle’, grap ik en ik ben echt enorm onder de indruk. Deze kleine tanige man, ik schat hem 1.60 m. en zo’n kilo of 50 of minder, is lomsterk. Mijn koffer weegt tien kilo!

‘Bye bye’, roepen we naar elkaar. Ik word door een man of zes uitgezwaaid. Iedereen kijkt een beetje uhm…. verwonderd. Daar gaat Jobboh’s mom met uncle het paardenpad af.

Uncle gaat me voor. Ik merk dat hij elke steen, rots, glibberige afstap en graspol kent. Hij wijst me precies waar ik moet lopen als het moeilijk wordt. Zegt iets van shieshje en wijst aan waar ik mijn voeten kan zetten. Hij heeft er de vaart in. Ik dus ook. Ik voel me heerlijk. Het is zwaar, ik krijg het loeiheet in mijn pied-de-poule jas, mijn zonnebril beslaat maar ik geniet. Het is zo mooi hier, de bomen ruisen, het ruikt naar sparren en kruiden en warme aarde. Ik hoor vogeltjes. Af en toe komen we mensen tegen die  in de bergen wonen. Boodschappen in hun rugmanden. Ze zijn allemaal gedwongen lopend naar Dali te gaan. Ik bewonder ze. Wat zijn ze sterk! Iedereen stopt even om met uncle te praten, mooi om te zien.

Na een klein uur rusten we uit bij een graf. Daar staat het op deze kant van de berg vol mee, met graven. Uncle gaat een peukje roken. Geeft een paar bewonderende klopjes op mijn dijen. ‘Hao hao’, zegt hij en steekt zijn duim op. Ik wijs op zijn benen en zeg ook: ‘hao hao’. We lachen.

Dan gaan we weer verder. Ik voel wel dat die stoere benen van mijn inmiddels moe zijn, de grip wordt minder. Een keer glijd ik zelfs uit, maar het deert me niet. Ik sta op en ga door. ‘Dan maar een groene veeg op mijn keurige jas’, denk ik.

Ongeveer een half uur lopen we nog zo door, arriveren in Dali en gaan naar Old Town. Uncle vraagt her en der waar de Tibetan Lodge is. Ik zeg maar niet dat ik precies weet waar het is. Ik merk dat hij me graag wil helpen. Het ontroert me. Bij de Tibetan zet hij me netjes af en nemen afscheid. Weg is hij.

In de Tibetan is internet, dus wat doe ik: zitten en schrijven! Heerlijk! Vanzelfsprekend krijg ik een kop thee. Lhoetjaah (fonetisch), groene thee, haochi. Terwijl ik druk zit te tikken, zie ik in de weerspiegeling van het scherm achter me ineens een beeldschoon jongmens in het wit aan komen schrijden. Hij loopt heel zachtjes naar me toe maar ik spring op. ‘Jop!!’ We lachen, huggen. Dikke moedertranen. ‘Mag hoor mam’, zegt hij, daar ben je moeder voor. We nestelen ons op de royale stoelen op het terras, bestellen een pot thee en praten en praten. Gaan meteen de diepte in. Het is heerlijk om weer met mijn zoon te praten. Vol aandacht zijn we. Ineens staan er een paar Chinese mannen bij het terras. Ze willen Jop fotograferen, elk met hem op de foto. Geduldig poseert hij, houdt hun hand vast. Verbaasd sla ik dit gade. What’s going on? Ik bedoel, het is een Westerling, die worden hier vaker gekiekt maar ik bespeur hier iets anders. Devotie? De mannen bedanken Jop en gaan weer weg. Wij praten verder.

Na een paar uur gaan we naar Jop’s appartement. Die vent van me pakt ook al zo mijn koffer, zet hem op zijn schouders en schrijdt voor me uit. We steken de weg naar Tibet over en bereiken de straat waar hij woont. Een straat aan de voet van de bergen. Zijn appartement blijkt een ruime, hoge kamer met badkamer te zijn. Bij binnenkomst lach ik: ik voel hier de sfeer van thuis in Nederland. Het ruikt hier naar mijn huis, naar wierrook en het is er sereen. Boeken, tekenspullen staan in rijtjes op de vloer, zijn Bansuri ligt er. Jop pakt hem op en gaat spelen …. Het uitzicht is fantastisch. Onder zijn raam stroomt een beekje, de loofboompjes voor het huis zijn in herfsttooi.

Ik overhandig Jop de brieven van familie. Laat foto’s zien en vertel en vertel. Merk dat ik teveel wil vertellen en probeer me in te houden. Ga even een uurtje naar buiten om hem even te laten bekomen van al die onrust die ik vast meebreng. Ik wandel in de omgeving van zijn huis en maak foto’s. Ook hier wordt gesloopt en gebouwd. Ik fotografeer een paar vrouwen in de bouw. Ze slepen met zware materialen en gereedschap. Vol bewondering sla ik ze gade.

Ik keer terug en Jop stelt voor dat ik in zijn kamer logeer, hij wil wel op een matje op de vloer slapen. Maar de kamer is erg koud, de vloer is van marmer, ik kan dat niet aanvaarden. Hij lacht maar wat, zegt: ‘mam, ik heb op koude stations geslapen, ik vloeren zonder matje. Dit is geen probleem voor me.’ Toch gaan we naar Old Town om te kijken of er extra dekens te koop zijn, maar de winkels zijn al gesloten. ‘Dan wordt het toch een hotel voor mij’, opperen we beiden. Terwijl we daar zo lopen, voel ik weer de sfeer van Dali. Het is er zo levendig, bruisend. Al die winkels, stalletjes, al die koopwaar. Al die mensen die hun best doen geld te verdienen, hard werken tot laat in de avond. Het verkeer, de stille brommers en scooters (ze rijden op electra), de toeterende auto’s en bussen. We  reserveren een kamer voor mij in de Tibetan en gaan eten in een tentje in het centrum en weer praten en praten we. We hebben het over de weg die Jop gaat, zijn ontwikkeling naar de staat van verlichting. Hij verkeert op een ander bewustzijnsniveau. Daar heeft hij zijn reis voor gebruikt, om zich daar in te ontwikkelen. Dat is voor veel mensen iets onbegrijpelijks. Voor mij en Ruut, mijn man en Koen, zijn broer, is het wel te bevatten. Een aantal mensen in onze naaste omgeving begrijpen het ook. Veel mensen niet en dat begrijpen wij ook wel weer. Het is moeilijk uit te leggen hoe Jop zich ontwikkelt. Die ontwikkeling houdt ook in dat hij zich uiteindelijk los maakt van ons ouders. Niet op de manier zoals andere kinderen dat doen van hun ouders. Het betekent dat hij ons niet meer als vader en moeder benadert. Hij houdt van alle mensen net zo veel, dus ook van ons. Ik vertel hem dat Ruut en ik begrijpen wat het betekent, dat we in staat zijn hem los te laten en dat we er wel zijn om hem te helpen. Dat wij ons wel zijn vader en moeder blijven voelen. Dat we niet precies weten hoe het is, in de toekomst, maar dat de ervaring het ons zal leren. Jop luistert aandachtig. Soms zijn we stil, dan kijkt Jop naar zijn Leeuwenmoeder, zoals hij mij noemt. Hij vindt mij een heel krachtige moeder. Een moeder die voor haar kinderen vecht, op mijn manier weliswaar. Af en toe moet ik huilen.

Na het eten gaan we weer naar Jop’s kamer. Daar leest hij nog vier hoofdstukken van het boek dat hij schrijft. Hij heeft het  bijna af, deze nieuwe delen voegt hij er nog in. Ik luister en bewonder. Het is puur proza, poezie. Het boek gaat over een heel gevoelig jongetje dat zich ontwikkelt tot een verlichte geest. Hij heeft het in een prachtig gedragen Engels geschreven. Dichterlijk. Ik stel voor het boek voor hem uit te werken, te helpen met het regelwerk en die hulp aanvaardt hij. Daarna gaan we mediteren, zitten lange tijd in zijn donkere kamer. Eerst dwarrelen er honderden gedachten door mijn hoofd. Alle indrukken van de dag. Ineens merk ik dat ik word opgepakt van binnenuit en ik zie beelden. Na de meditatie bespreken we wat we zagen. Het ging bij ons allebei over de geboorte van Jop. Het voelt zo bijzonder maar ook zo gewoon, dit!

Pas tegen middernacht arriveer ik in het hotel. Ik ben heel moe maar kan niet slapen. Lig een paar uur wakker, maar ervaar het niet als probleem. Mijn geest wil nog niet afdalen naar de slaap, wil nog blijven hangen in deze prachtige dag. Dan zak ik weg en droom mijn dromen.

De volgende dag…

Om twaalf uur staat Jop op me te wachten. We gaan eten bij het Boeddistisch Buffet, een eetgelegenheid waar hij bijna dagelijks komt. Het buffet is gelegen in een steegje en zodra we dat inlopen, verandert de sfeer. Er klinkt Boeddhistische muziek, mensen zitten rustig hun kommetje leeg te eten en vertrekken zodra ze klaar zijn. We kunnen er voor een luttel bedrag onze kommen vol schepppen met allerlei vegetarische heerlijkheden. Aandachtig eten we. Daarna maken we een wandeling door het stadspark. Het is er druk. Wat ik zo mooi vind, is dat iedereen zo heerlijk gewoon doet waar ie zin in heeft. Wil je Tai-chi-en? Dan doe je dat. Wil je muziek maken, ook goed. Kinderen spelen, jonge ouders wandelen er met hun prinsjes en prinsesjes.

Jop en ik gaan aan een vijver zitten, kijken maar, maar vooral: worden bekeken.. zeker door de kindertjes. Elk peutertje dat voorbij loopt, blijft staan en kijkt naar ons. Voor de ouders een prachtige gelegenheid om via hun kind contact met ons te maken. Wij zwaaien vertederd en roepen: ‘Hello, Ni Hao’.

Op weg naar het appartement van Jop besluiten we nog een kop thee te gaan drinken.Ik stel voor dat in een rustige omgeving te doen en Jop neemt me mee naar een heus theehuis. De theemeester ontvangt ons eerbiedig en vraagt wat voor thee we willen drinken. We kiezen voor Pu-erh..

Desgevraagd vertelt de theemeester dat hij voor zijn vak heeft moeten studeren in Beijing. Daarna gaat hij aan de slag. Zet een klein aardenwerk potje op tafel, ernaast twee piepkleine kommetjes en schenkt die eerst vol met de nog slappe thee. Zo warmt hij blijkbaar de kommetjes op. Het houten doosje waarop de theepot staat, overgiet hij meerdere malen met heet water, net zoals de theepot. Geboeid kijken wij toe. Daarna laat hij de thee nog even trekken, schenkt in en wij nippen, ruiken en genieten. Het smaakt voortreffelijk!

In alle rust drinken we vele kommetjes thee. Af en toe schenkt de theemeester onze theepot weer vol. Na zo’n tien kommetjes thee, zijn we wel uitgenoten en nemen afscheid. De theemeester is inmiddels aan het fluitspelen geslagen. Hij bespeelt een bamboe-fluit. Jop is verrukt over het geluid, het is mooi warm en laag. De meester vertelt dat hij de fluit gekocht heeft in de nabijgelegen stad. Ik zie het verlangen in de ogen van Jop: hij wil ook zo’n fluit. ‘We kunnen morgen naar de stad gaan, eens kijken of we zo’n fluit kunnen kopen?’ opper ik. Dat lijkt hem een goed idee.

Daarna hebben we weer een intens en prachtig gesprek op zijn kamer. Jop vertelt dat hij moe wordt van de dagelijkse omgang met mij. Dat klinkt raar en hard, maar dat is het niet. Ik begrijp wat hij vertelt. Door zijn verhoogde staat van bewustzijn, kost het ‘normale sociale contact’  hem veel energie. Hij moet dan levelen, vrij vertaald. Mijn manier van communiceren, het gekwebbel en gekwek over wat ik zie en ervaar, maakt hem moe. Hij voelt zicht ook schuldig, omdat hij er niet op kan en wil reageren. Dat kan hij gewoonweg niet. Dat hij moe van me werd, had ik wel gemerkt, vertel ik. Maar ik ben erg human: als de een stilvalt, ga ik als in een reflex de stilte vullen met gekwebbel. Jop merkt dat ik niet boos word maar het juist goed begrijp. En dan zitten we zo ineens weer uren te praten. Hij vertelt prachtige dingen over hoe het werkt met de verschillende niveaus in bewustzijn. Aandachtig kijk ik en luister ik. Hij vertelt over zijn plannen om in Noorwegen met een vriend te gaan samenwerken. Ze willen een platform oprichten voor mensen die willen leren over het bewustzijn, wat de invloed op de geest is van het hedendaagse oppervlakkige drukke leven dat veel mensen leiden. Hoe ze een andere staat van bewustzijn kunnen bereiken. Jop heeft de afgelopen jaren veel geleerd van yogi, taoisten en in de tempel Wu Wei Se. Al deze kennis en kunde en zijn aangeboren wijsheid spreidt hij in dit gesprek ten toon. Ik ben onder de indruk van mijn kind. Zijn wijsheid, zijn rust. Zijn vermogen om het zo mooi en begrijpelijk te verwoorden.

Van al dat intensieve praten hebben we al vroeg weer honger gekregen. Het is pas vier uur maar onze magen rammelen. We gaan eten in mijn hotel en ook daar praten en praten we weer, onder andere over het loslaten van hem als ons kind.

De gesprekken zijn intens, vermoeiend maar ook zo mooi. We laven ons er beiden aan. Moe, gelukkig en in volkomen harmonie, nemen we weer afscheid voor vandaag. Jop gaat naar zijn appartement. Ik leg me te rusten in mijn kamer, althans, dat probeer ik. Juist als ik denk: kom, laat ik eens lekker onder de wol kruipen, barst in de tent naast mij een Spaanse band los. Een Spaanse band, mensen! In China!! Gelukkig is het een heel goede Spaanse band. Het publiek is het zo te horen met mij eens en joelt na elk nummer dat het een lieve lust is. Geduldig beluister ik nummer na nummer, bewonder op afstand met name de gitarist: die is geweldig. Onderwijl speel ik Monorail op mijn Ipad: lekker romantisch! Ik ben er overigens verdomd goed in aan het worden deze reis. Rond half een in de nacht wordt het weer rustig. Ik geloof dat ik toen ondanks alles toch al sliep, want ik word eventjes wakker door de stilte om me heen.

Wil je de vorige verslagen van Ilse ook lezen? Kijk dan hier

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven